De avond van 6 september ging ik met de gebruikelijke kriebels van anticipatie naar bed. Voor het eerst in mijn leven was de verjaardagsstress echter ook gemengd met een gevoel van angst. Want wie zou er in deze grootstad aan denken om mij te feliciteren? Bovendien was een verjaardagsontbijt met mijn prof, de enige die samen met mij in het gastenverblijf was overgebleven niet echt een ontspannend vooruitzicht. Want wat zeg je nu op de ochtend van je eenentwintigste verjaardag tegen je erg vriendelijke, maar toch nog steeds proffige prof: “Goedemorgen meneer, ik ben vandaag jarig, u heeft toevallig geen uitgebreid ontbijt en pakjes achter die tas koffie van u verstopt?”
7 september begon echter anders. Ik kon namelijk eindelijk zonder schuldgevoel het pak openmaken dat mijn zus in mijn valies had verstopt met bijbehorend briefje: “pas openmaken op 7 september!” en dat ik met grote moeite niet de eerste dag in Iran al opengescheurd had. Toen ik in de les kwam kreeg ik daar bovendien en tot mijn verbazing ook cadeautjes en gelukswensen van mijn medestudenten, inclusief degene uit Gent, die mij toch nog maar een week kenden. Er werd voor mij gezongen in twee talen en de prof met wie ik een half uur eerder nog angstvallig contact had vermeden zong uit volle borst mee. Later gingen we naar een schattige oude bioscoop om een film met de veelbelovende titel “30 jaar geleden” te bekijken. Behalve de airco (die zo koud stond dat ieder van ons tegen te pauze zijn tenen dreigde te verliezen) stamde alles in de bioscoop uit een andere tijd – of toch, uit een andere tijd als de Kinepolis. De film zelf was erg bizar. Ik geloof dat ik één derde begreep, één derde kon afleiden dankzij het Egyptische concept “overacting” en één derde totaal niet begreep wegens onvoldoende kennis van het Arabisch of het gebrek aan talent van de regisseurs. De verhaallijn was voor zover ik begreep de volgende: negen stinkend rijke familieleden komen opnieuw samen wegens de terugkomst van een tiende familielid uit Europa. Een naïef meisje komt op een voor mij onduidelijke wijze ook bij het gezelschap terecht. Vervolgens komen alle familieleden een voor een om in tragische ongevallen. De laatst overgebleven neef ontmaskert het teruggekeerde familielid als moordenaar en trouwt met het naïeve meisje dat hem vervolgens ontmaskert als meesterbrein van de moorden, hem door middel van vergif uitschakelt en zelf in het gigantische landhuis van de familie gaat wonen. Mocht het bizarre einde van deze film mij al van mijn stuk gebracht hebben kon ik mij altijd nog troosten met alle lieve en leuke berichtjes die ik vanuit België ontving en waarvoor ik iedereen oprecht wil bedanken. Dus bij dezen: bedankt hé.
Niet lang na mijn verjaardag volgde het Offerfeest, of in het Arabisch: Eid al-Adha. Hoewel schapen op dit feest bitter weinig te vieren hebben, verschenen er in de dagen voor het feest overal schattig lachende exemplaren: op straat werden schapenknuffels verkocht, in winkels hingen affiches met schapen die de dag van hun leven hadden en zoetigheden met marsepeinen schaapjes op prijkten in de etalages. Voor het feest zelf was ik samen met mijn drie toekomstige huisgenoten uitgenodigd door Walid, de man die ons ook geholpen heeft met de appartementenzoektocht. We zouden de hele nacht opblijven met hem en zijn vrienden en ’s ochtends het schaap en de koe slachten die hij samen met een van zijn vrienden had gekocht voor het feest. Hoewel dit laatste deel mij geen al te fijn vooruitzicht leek wilde ik de kans om het Offerfeest van dichtbij te beleven niet laten schieten. We begonnen de avond bij vrienden/collega’s van Walid in de garage van een autodelenhandelaar. Dat klinkt zo echt zeer onguur, maar dat was het slechts een beetje. Toen we aankwamen werden stoelen en een tafeltje bovengehaald, we kregen thee voorgeschoteld en ook het spelbord voor Tawla/Backgammon (een spel dat hier vaak wordt gespeeld op café) liet niet lang op zich wachten. Daar zaten we dan: gezellig te wezen met enkele vrienden en een hele hoop quasi onbekenden ten midden van honderden opgestapelde auto-onderdelen. Als ik had gedacht dat het nachtje doordoen een eerder persoonlijke traditie van Walid en zijn vrienden was, had ik het grondig mis. Overal in de buurt zaten mensen theetjes te drinken, her en der stond een kudde schapen tussen wat houten kratten die dienst deden als omheining en op straat reden er af en toe luid toeterende auto’s voorbij of brommers met onrustwekkend jonge kinderen aan het stuur. Het werd ons snel duidelijk dat de handelaars bij wie we op bezoek waren bij de rijkste mensen uit de buurt hoorden. Regelmatig kwamen er arme mensen aan de poort van de garage die vervolgens een stuk vlees of, toen dat op was, wat geld kregen toegestopt. We kregen Koshari, een typisch Egyptisch gerecht en daarna verschillende schotels koekjes aangeboden, waaraan zelfs na uitgebreid bedanken, naar je buik wijzen en “kifaya, kifaya” (genoeg) kreunen, niet te ontkomen viel. Bovendien kregen we een tweede portie eten te verwerken toen we even later werden binnen gevraagd door een gesluierde maar zwaar opgemaakte slagersvrouw die ons met rinkelende gouden armbanden en kettingen naar de kamer achter de slagerij begeleidde en in onze dijen kneep terwijl ze uitriep dat we toch maar mager waren. Terwijl wij ons best deden om uit beleefdheid nog enkele hapjes door onze keel te krijgen, vroeg ze terloops of we getrouwd waren en onmiddellijk daarna volgde de bijna even terloopse opmerking dat haar zoon – “die daar”, nog vrijgezel was waarop de zoon in kwestie verleidelijk naar ons probeerde te lachen, voor zover dat mogelijk was met een hakmes in de ene en een lap vlees in de andere hand.
Het tweede deel van de nacht brachten we door in de wijk waar Walid woont. Deze wijk was de meest volkse wijk van Caïro waar ik tot nu toe ben geweest. De smalle, ongeasfalteerde straatjes gaven mij echter eerder het gevoel dat ik in een dorp terecht gekomen was. Hier dronken we nogmaals thee en ik denk dat ik niet overdrijf als ik zeg dat we rond dit punt allemaal een dipje hadden. Ikzelf hing in mijn stoel alsof ik drie marathons had gelopen. Tegen de tijd dat het donker plots verbazingwekkend snel plaats maakte voor een nieuwe dag, zagen we allemaal mensen richting het ochtendgebed wandelen, vrouwen met kleurrijke hoofddoeken, de mannen in witte gallabiyya’s (een traditioneel gewaad). Ik besloot samen met Anaya om ons verder mannelijk gezelschap even achter te laten met hun waterpijp en de mensenmassa te volgen, en dan vooral de vrouwen, die we de afgelopen nacht in feite amper gezien hadden, met uitzondering van de slagersvrouw natuurlijk.
Tussen al die Egyptenaren leken we wel een attractie. We werden constant op de foto gevraagd en één jongetje (niet ouder dan 11 jaar nota bene) ondernam nadat we een foto hadden genomen zelfs een doordachte poging om mij te kussen. Een poging die ik wegens mijn verbazing niet helemaal wist te verhinderen, maar op zijn minst slaagde ik erin om zijn kus op mijn wang terecht te laten komen. Op het plein voor de moskee kwamen we tussen honderden vrouwen terecht die zich klaarmaakten voor het gebed. Niet alleen het plein zelf maar ook de straten er rond waren gevuld met mensen die allemaal wilden weten van waar we kwamen, waarom we hier waren en of we mee zouden bidden. Een paar vrouwen waren zo vriendelijk om ons te vertellen dat we best bij het muurtje tussen het plein en de straat konden gaan staan als we het gebed wilden volgen zonder effectief mee te bidden. Zo konden we samen met de jongere kinderen en de vrouwen die ongesteld waren (en bijgevolg niet mochten bidden op dat moment) het gebed volgen. Het was prachtig om deel en toch ook geen deel van deze gebeurtenis te zijn. Al die mensen die zij aan zij knielden, handgebaren maakten waarvan ik de precieze betekenis niet ken en enkele minuten in totale rust een god aanbaden waarvan ik niet zeker ben of hij bestaat, maar wel dat hij deze mensen samenbracht en de eeuwige drukte van Caïro heel even op pauze zette. Vinden jullie dit een vreemde beschrijving? Ik eerlijk gezegd wel… Ik geloof dat je erbij moest zijn om het te begrijpen. In ieder geval verscheen de drukte even snel weer als ze verdwenen was, toen het gebed gedaan was en alle mensen weer naar hun huis wilden om een schaap te slachten en het feest verder te zetten.
Ook wij gingen naar huis, het huis van Walid waar we een stevig ontbijt (rijstschotel met lekkere rode saus, vlees en olijven) voorgeschoteld kregen, hetgeen de derde maaltijd op één nacht betekende. De rest van de dag verliep in een slaperige maar interessante waas. We sliepen een aantal uren in het huis van Walid, waarna we opnieuw door hem en zijn vrienden op sleeptouw werden genomen. Dit keer om een aantal Koptische kerken te gaan bezoeken die dichtbij lagen. Vervolgens reden we met de metro naar de garage waar de koe en het schaap geslacht zouden worden. Dit gebeurde uiteindelijk pas rond te middag, aangezien de slager een beetje overboekt was, wat niet te verwonderen is op een dag als het Offerfeest. De koe zelf was een prachtig jong beest met een zwarte vacht en schattige oren, maar omdat ik haar lot reeds kende aaide ik haar maar kort en probeerde ik uit alle macht om mij op die tien minuten niet aan het dier te hechten. Toen het zover was werd ze door zo’n vijf man neergelegd en vervolgens werd haar hoofd met één welgemikte haal van haar romp gescheiden. Deels uit loyaliteit aan mijn zus, die koeien toevallig erg toffe beesten vind, deels uit eigen afkeer keek ik toch niet helemaal toen dit gebeurde. Aangezien het zo’n groot beest was, bleef de koe nog vrij lang stuiptrekken, ook al was ze echt dood, zo werd mij verzekerd. Met haar bloed werden handafdrukken gezet op de muren en ook op de witte gallabiyya’s die de mannen aanhebben. Deze handafdrukken zijn bedoeld om zegening van god te krijgen. Het klinkt allemaal vrij luguber, maar desondanks smaakte het vlees van de koe, dat we jawel, enkele uren later opaten, zeer goed. Of dat aan de zegeningen van god, de extreme versheid van het vlees of de fantastische kookkunsten van de moeder van Walid lag weet ik niet.
Be First to Comment