In de hoop dat mijn vorige post jullie een beter inzicht heeft kunnen geven in de wankele emotionele toestand waarin ik mij de eerste dagen van dit nieuwe avontuur bevond, wijd ik in deze nieuwe post graag een beetje uit over waarom precies ik mijzelf vrijwillig in deze lastige situatie heb gemanoeuvreerd. Wel, liefste lezers, ik doe het allemaal voor SOAS. Een ongelukkig gekozen letterwoord in het Nederlands, maar daar zijn die arme Londenaren zich naar ik hoop geheel onbewust van. In het Engels staat SOAS namelijk doodgewoon voor School of Oriental and African Studies. Wel degelijk the place to be wanneer je Arabische Literatuur wilt studeren dus. Van studeren is er de eerste week, “Orientation week”, echter nog niet veel in huis gekomen. Die was namelijk volledig gewijd aan het leren kennen van de universiteit en alle nieuwe en interessante mensen die er rondlopen. Introductiesessies omtrent het online leerplatform, het samenstellen van je programma en de werking van de bibliotheek werden afgewisseld met de meest uiteenlopende door de studentenvereniging georganiseerde activiteiten: een salsa-avond, feministische poëzie, brunch, silent movie screening en volleybaltrainingen volgden elkaar in een sneltempo op. Ik zal mij beperken tot enkele diep- en hoogtepunten…
Een van de eerste activiteiten die ik vol goede moed uitprobeerde was een vinyasa yoga introductie. Men zou denken dat ik na twee jaar les en een hoop zelfstandig geoefen/geklungel toch wist waaraan ik mij moest verwachten. Niets is echter minder waar. Yoga is uiteraard geen competitie, maar laat mij jullie één ding vertellen: in een kamer vol ambitieuze nieuwelingen, wiens belangrijkste doel voorlopig nieuwe vrienden en vooral een goede eerste indruk maken is, gecombineerd met één shirtloze, verbazingwekkend flexibele jongeman, is yoga wel degelijk een competitie. Daarbovenop had de schreeuwerige lesgeefster er niet aan gedacht om in het stampvolle kelderlokaal een raampje open te zetten. Dit in combinatie met de relaxerende muziek die aan 100 decibel door de boxen schalde, zorgde voor een minder ontspannen gevoel dat ik doorgaans van yoga gewoon ben. Mijn positie links achter in het lokaal maakte het bovendien onmogelijk om ongemerkt wegglippen. Het enige pluspunt aan deze anderhalf uur durende kwelling was dat ik een tweede Leuvenaar tegenkwam waarmee ik nog eens in het heerlijk ongecompliceerd Nederlands kon spreken. Want hoewel mijn Engels voldoet aan de gevraagde standaarden, is het vermoeiender dan je denkt om in een andere taal dan je moedertaal te leven. Bovendien moet ik niet enkel het, indien snel gesproken, quasi onverstaanbare Britse accent onder de knie krijgen, maar ook de respectievelijke accenten van alle andere internationale studenten. En daar zijn er een hele hoop van. In mijn eerste week leerde ik al Colombiaanse en Canadese Palestijnen, Afgaans-Iraanse Londenaren en een hele hoop Pakistanen en Italianen kennen. De kans dat ik met een Engelsman thuiskom, zoals velen van jullie subtiel of minder subtiel gesuggereerd hebben voor ik vertrok, is dus eerder klein…
Een van de betere ervaringen die ik deze eerste twee weken al had, was dan weer het Arabische feestje waar ik gisteren mijn beentjes (en al de rest, hoewel niet synchroon vrees ik) losgooide. Voor jullie je een met rood met goudbestikte kussentjes gedecoreerd, naar muntthee geurend vertrek vol rustig slurpende Arabieren met fez op het hoofd voor de geest halen, zal ik even toelichten dat het wel degelijk om een studentenfeestje in de Leuvense zin van het woord ging. Behalve de uitsluitend Arabische beats dan. Bovendien zou vierhonderd man, waarvan het merendeel er lekker stereotiep Arabisch uitziet, die wanneer de muziek stilvalt samen en uit volle borst “allah aleyk allah” schreeuwen, algauw de politie aan de deur krijgen in het Leuvense. Dat het louter om een stukje tekst uit het beroemde liefdesliedje “Habiby ya nour el ayn” van de Egyptische zanger Amr Diab gaat en niet om een eventuele groepsterreurdaad, zouden ze zich waarschijnlijk pas realiseren wanneer de muziek weer verder gaat en de menigte in wild handengeklap losbarst om vervolgens vreedzaam verder te feesten.
Laat jullie vooral ook verleiden tot een dansje!
Naast universitaire en emotionele nieuwigheden, ben ik hier toch ook reeds enkele malen op culturele verschillen gebotst (eten valt onder de noemer cultuur toch?) Een bakker? Dat kennen ze hier niet. Na mijn eerste ongelukkige ervaring met een halfbeschimmeld, in plastic zak verpakt brood uit de Tesco, besloot ik raad te vragen aan meer ervaren Londen-woners. Wat bleek? Het beste brood valt hier te vinden in de Lidl. Niet erg veelbelovend als je het mij vraagt. Frietjes? Naast het feit dat ze frieten “chips” noemen, wat op zich al voor verwarring kan zorgen, lijken de slappe aardappelplakken toch in niets op wat ik gewoon ben van bij Paula in Heverlee. Voor ik in een al te chauvinistisch discours terecht kom, zal ik jullie maar melden dat er etensgewijs ook grote voordelen aan Londen verbonden zijn. Een pot Ben&Jerry ijs kost hier 2, zoveel pond. Na een korte vergelijking met de 7 euro die je er in België voor betaalt, besloot ik om toch maar een voorraadje aan te leggen voor de emotionele momenten waaraan ik geregeld nog het hoofd moet bieden, wanneer ik het bruisende, veelbelovende en zalig multiculturele Londen eventjes vergeet, en jullie allen toch wat mis.
: )