Ik zie ik zie wat jij niet ziet en het zijn twee merels. Ze storten zich met regelmatige tussenpozen en vol overgave tegen de met klimop bezaaide gevel van ons waskot. Tegen al mijn verwachtingen in glijden ze vervolgens niet met gebroken vleugels en gekneusde snavel naar beneden langs de klimop. Integendeel, met een ongereptheid die niet te rijmen valt met hun roekeloze snelheid en compleet onbestaande rem bij het naderen van de muur, vliegen ze vervolgens vrolijk weer weg. Om enkele minuten later een nieuwe fataal uitziende landing te ondernemen die niet zou misstaan in dat boekje over de zelfmoordkonijnjtes, mocht dat over merels gaan.
Enkele weken geleden voerden mama- en papamerel deze minutieus gecontroleerde noodlandingen nog uit met takjes in hun snavel, maar sinds kort voeren ze onmiskenbaar wormen en andere zulke heerlijkheden aan. De vondst van een halve eierschaal aan de voet van de klimop en het weerklinken van een gepiep dat zelfs de zon zelf zou doen smelten vormde de heuglijke bevestiging van ons vermoeden. Het lijkt wel een statement om in tijden van pandemieën zo met nieuw leven te pronken. De religieuze symboliek had overigens bijna niet duidelijker gekund, zo één dag voor het feest van de hoop, en mochten mijn catecheselessen me enige eerbied voor God hebben bijgebracht, ik zou denken dat Hij me metaforisch op de vingers tikt omwille van mijn onbeschaamde angsten voor een mogelijks tekort aan chocolade en mijn achteloze gebrek aan aandacht voor de wáre betekenis van de verrijzenis van Zijn Zoon.
Echter, de merelkuikens zijn niet het kroost van God en dus ook niet verzekerd van een verrijzenis mochten ze aan de omzwervende katten ten prooi of op de harde tegels van onze koer te pletter vallen. Dus terwijl mijn vader de katten uit de buurt probeert te intimideren met dreigementen die hij nooit waar zal maken, wordt er naarstig vergaderd over valbrekende mechanismen (een oude matras, een vangnet, een zak potgrond,…) om een eventueel ongelukkig kuiken te redden mocht het jammerlijk uit het nest sukkelen voor het zijn vleugels fatsoenlijk weet te gebruiken. Desondanks moet ik een kleine week na de geboorte vaststellen dat het hele gezin zijn toevlucht heeft genomen, niet tot onze zorgvuldig zelfbedachte veiligheidsmaatregelen, maar tot de hoop. We hópen allemaal dat er geen kuiken uit het nest zal vallen. Mocht het daadwerkelijk God zijn, en niet mijn verbeelding, die me deze Paastekenen gezonden heeft, dan is hij nu vast erg tevreden met zichzelf omdat ik de dieperliggende boodschap van het Paasfeest alsnog heb uitgevogeld (en ja, dat laatste is een woordspeling).
Be First to Comment