Ik zie ik zie wat jij niet ziet en het ziet terug. Kijkt mij vastberaden aan vanuit de spiegel. Ademt snel in en uit. Duwt nek en schouders omhoog en spant een paar bescheiden armspieren aan. Met een beetje verbeelding ziet mijn spiegelbeeld eruit als een olympisch bokskampioen op het punt om de ring in te stappen. In zijn rechterhand geklemd: een epilator.
De bokskampioen gooit zijn armen in de lucht en staart zijn tegenstander met samengeknepen ogen aan. Ik flap er luidop enkele aanmoedigingskreten uit. Tevergeefs misschien, want de tegenstander in kwestie ziet er al even gewiekst uit als mijn boksende reflectie: ik heb mijn oksels al weken niet onthaard.
Zonder de verbeten blik van mijn stoere spiegelbeeld los te laten vinden mijn vingers hun weg naar de aan-knop van de epilator. Een geluid alsof er een vliegtuigje opstijgt geeft aan dat mijn laatste hoop – platte batterij – tevergeefs is. De activist in mij (laten we haar voor de gemakkelijkheid Helga noemen) klakt afkeurend met haar tong. Zíj vindt dat ik dit doe om te voldoen aan de patriarchale normen van de maatschappij en de verwachtingen van de man. Ik rol met mijn ogen en vertel haar dat de meeste mannen die ik ken niets onder mijn oksels te zoeken hebben, laat staan verwachtingen.
Vervolgens trek ik de ronkende epilator in een eerste min of meer kordate lijn langs mijn oksel naar beneden. Maar Helga herstelt zich sneller dan verwacht. Terwijl ze quasi terloops naar mijn brandende oksels kijkt, vraagt ze met geveinsde onschuld: wist je dat mannen geen geld, tijd of pijn moeten investeren in ontharing? Ik antwoord met opeengeklemde kaken dat de fitnessoefeningen ten voordele van hun door de maatschappij zo gegeerde spierballen misschien ook wel branden, maar Helga wijst me er fijntjes op dat zij alvast gezonder worden, terwijl mijn oksels enkel roder worden.
Ik doe dit voor mijzelf, oké Helga? Helaas. De dalende intonatie die van deze vraag een statement had moeten maken maakt halverwege de zin een U-bocht en raast pijlsnel de hoogtes der onzekerheid in. Helga trekt één borstelige wenkbrauw op en staart naar mijn tranende ogen. Maar net voor ze mij en mijn zelfverklaard feminisme met een welgemikte finale opmerking onderuit kan halen, ben ik bij het laatste stukje oksel gekomen. De epilator vliegt, samen met Helga, weer voor een maand de kast in en ik voel mij alsof ik – met mijn rode maar zijdezachte oksels – de wereld aankan. Helga roept nog dat dit absoluut niet geëmancipeerd is. Ik roep terug dat geëmancipeerd zijn stinkt.
[…] naar martheland! […]