Ik ving onlangs een spin in het bad. Het dier had zich verschanst tussen de plooien van het douchegordijn en zoals dat doorgaans het geval is met spinnen in baden, hadden ik noch mijn hartritme hem verwacht. Min of meer bekomen van de eerste schok, begon mijn lichaam op automatische piloot aan de eerste stap van het noodplan met betrekking tot levende spinnen in huis: het neutraliseren van de spin onder een glas om na te denken over de tweede stap van het noodplan met betrekking tot levende spinnen in huis. Die tweede stap bleek echter algauw een grotere uitdaging dan gedacht: gezien het gebrek aan stevig pletgereedschap (ik kwam net uit bed en was op blote voeten), de ronding van het bad die zich niet leende tot één trefzekere klap en niet te vergeten uiteraard, mijn liefde voor dieren, kon ik de spin niet zonder meer van het leven beroven.
In de waarschijnlijk ijdele hoop dat spinnen geen gevoel voor oriëntatie hebben, besloot ik de ongenode gast dan maar in leven te laten en ver van de badkamer, achter in de tuin, vrij te laten. Met trillende, licht zwetende vingers drukte ik het bierglas waaronder de spin zich bevond tegen een in haastige paniek uit het oud papier gerukte cornflakesdoos en maakte aanstalten om de tocht naar buiten aan te vatten. Maar net toen ik resoluut de badkamer uit marcheerde, kwam ik tot de problematische constatatie dat ik recent verhuisd ben. En dat mijn tuin gereduceerd is tot een charmant doch ietwat deprimerend koertje van twee bij twee, omsloten door vier muren die de frisse lucht stevig in hun betonnen greep houden. Een van de vier voorgenoemde muren heeft bovendien een raampje dat dienst doet als ventilatiesysteem van de badkamer. Zelfs een spin met het oriëntatiegevoel van een vierjarige kleuter kan hier de weg vinden. Geen optie dus. Intussen vormde de spin, ineengekrompen op de cornflakesdoos, een onfortuinlijk oxymoron met het vrolijk lachende Chocopops-aapje. Dat laatste leek mij grijnzend aan te manen om mijn verantwoordelijkheid te nemen en te voorkomen dat het noodplan met betrekking tot levende spinnen in huis voortaan het noodplan met betrekking tot dode spinnen in huis zou gaan heten. En zo stond ik, voor ik het wist, op blote voeten en nog in schamele nachtkledij, op straat, een omgekeerd bierglas en een cornflakesdoos voor me uit. Of ik de spin mijn oprechtheid wilde tonen door hem in een stukje échte natuur vrij te laten of gewoon bang was dat hij de weg naar de badkamer snel terug zou vinden als ik hem simpelweg op de dorpel zou achterlaten weet ik niet. Feit is dat ik de straat overstak – nog steeds op blote voeten -, twee verbouwereerde bouwvakkers en een stel nieuwsgierig omkijkende fietsers negeerde, en vastberaden afstevende op het plukje onkruid dat aan de hoek van het huis van de overburen zijn weg naar het licht gevonden heeft. Daar schudde ik de spin boven het onkruid de vrijheid in, het glas zo ver mogelijk bij me vandaan houdend en hopend dat de buren in kwestie mijn bizarre postuur niet zouden interpreteren als dat van iemand die chemisch afval tegen hun gevel stond te lozen.
Afgelopen weekend vertoefde ik in mijn ouderlijk huis, een plek die dat adjectief plots nodig heeft om zich te onderscheiden van het huis waar ik dagelijks eet en slaap. Een spin kroop onder een kast vandaan en hield zich onder de tafel schuil. Zoals gewoonlijk was het mijn moeder die de spin in relatief koelen bloede onder een glas zette, er een stuk papier onder schoof en hem naar de tuin transporteerde, terwijl ik van ver aanwijzingen schreeuwde en mijn zus haar schoen weer aandeed na een vergeefse poging om genoeg moed bijeen te rapen en het beest te pletten. Ik sloeg alles gade zonder een vaag gevoel van tevredenheid te kunnen onderdrukken. Hier, in mijn ouderlijk huis, is het noodplan met betrekking tot levende spinnen in huis intact gebleven. Een perfect gecoördineerd samenspel van familiaal lef en gegil dat zich zonder bijkomstige adjectieven voltrekt: spin komt tevoorschijn, zuster wilt de spin dood maar durft niet, ik heb advies te over maar voer zelf niets uit, vader ziet het probleem niet, moeder vangt de spin. Eind goed al goed.
Geweldig!