co-workduif

Afgelopen zomer vloog er een duif naar binnen in mijn co-workspace. Het beest fladderde luidruchtig klapperend door een open raam en stuikte lichtelijk verdwaasd neer op een van de authentieke houten balken van het zichtbare dakgebinte dat de co-workspace karakter maar geen hittebestendigheid verleent. De oplopende temperaturen hadden de meeste van mijn collega co-workers reeds naar koelere oorden verjaagd (ikzelf zou enkele dagen later mijn toevlucht nemen tot een strijkplank in de kelder) en in de verlaten werkruimte was het onmogelijk om de verblufte stilte te laten vallen die een in een co-workspace binnenvliegende duif betaamt. Bovendien was het, aan enkele witte sporen op het donkere hout van de dakbalken te zien, niet de eerste keer dat een dergelijk incident plaatsvond.

Enkele seconden van besluiteloosheid waarin de duif mij aankijkt met een vragende blik die bij het lompe wieken van zijn vleugels past. Dan het geluid van mijn bureaustoel die bruusk achteruit geschoven wordt. Een duif hoort nu eenmaal niet thuis in een co-workspace. Maar net wanneer ik op het punt sta om hem met enkele welgemikte armbewegingen weer naar buiten te jagen, herinner ik me het boek dat een vriendin van me op vakantie las. De prangende vraag op de cover ervan doemt voor mijn ogen op en doet mijn arm halverwege de lucht verstarren. “Are we smart enough to know how smart animals are?” En hoewel ik uit de titel alleen niet kan opmaken of het hier ook duiven betreft, maakt de goedgekozen formulering ervan me nu toch wat onzeker. Het laatste wat ik wil is dat mijn intelligentie ten opzichte van deze duif aan geloofwaardigheid moet inboeten. Ik laat de duif dus zitten waar hij zit in de veronderstelling dat hij zelf wel weet waar hij mee bezig is. En zo werken ik en de duif zij aan zij onder het hete dak. Ik tokkelend achter mijn laptop, de duif op een balk en onder het uitstoten van een regelmatig koeren, dat nog het meest weg heeft van wat ik me inbeeld bij het geluid van zure oprispingen. Ik moet dan ook steeds harder mijn best doen om te geloven dat er achter zijn snel knipperende kraaloogjes meer verscholen zit dan ik kan vermoeden. Maar mijn halfslachtige geloof in de intelligentie van mijn nieuwe gevederde co-worker begint pas echt te wankelen wanneer het co-worken hem blijkbaar de strot uit komt (misschien is het dat wat hem al die tijd al op zijn maag lag) en besluit om weer naar buiten te vliegen. In dat proces stort hij zichzelf met volle kracht tegen de plexiglazen wand die de vergaderruimte van de bureaus scheidt om vervolgens terug naar zijn balk te vliegen en daar krachten op te doen voor een nieuwe poging. Talloze keren herhaalt de duif datzelfde dwaze manoeuvre waarbij hij telkens een dof klinkende klap veroorzaakt en intussen mijn woest maar goedbedoeld wapperende armen in de richting van het open raam negeert.

Drie maanden later. Buiten rukken winterkou en pandemie respectievelijk langzamerhand en pijlsnel op. Binnen zit ik steeds harder te zuchten over verveling en gebrek aan perspectief. Ik staar naar de authentieke houten balken van het zichtbare dakgebinte van mijn co-workspace en denk aan die duif. Aan hoe hij keer op keer tegen diezelfde verdomde plexiglazen plaat vloog waarachter de onbereikbare vergaderruimte lag die hem moet hebben toegeschenen als de weg naar zijn vrijheid. Was het doorzettingsvermogen of stomweg toeval dat hem uiteindelijk weer naar het open raam leidde? Het is een alomtegenwoordig gegeven dat een co-workspace de ideale omgeving is voor beginnende ondernemers. Kruisbestuiving, netwerken, ervaringen uitwisselen. Het zijn maar enkele van de voordelen waar uitbaters van co-workspaces prat op gaan. Dus zet ik de ramen onder het intussen frisse dak open, pretendeer dat een gezonde luchtcirculatie mij daartoe beweegt en wacht intussen op die duif, in de hoop dat hij me wat kan leren over doorzettingsvermogen in schijnbaar uitzichtloze tijden.

Genoten van wat je gelezen hebt? Abonneer je en mis geen enkele nieuwe post!

Marthe Written by:

Be First to Comment

Laat een reactie achter